Verlies in Napels

1 mei 2012 - Napels, Italië

Het was 1980 en in Italië werd het EK voetbal gespeeld. Met een vliegtuiglading Oranjesupporters waren we neergestreken in Napels. Ook op mij maakte de stad een onuitwisbare indruk: ik genoot er van het grootste bord spaghetti ooit met een familiefles cola. De overweldigende schoonheid van de stad en de aanblik van de Vesuvius voegden daar weinig aan toe.

We waren gekomen voor de wedstrijd van Oranje tegen, toen nog, West-Duitsland. Stadio San Paolo was een kolkende arena vol mensen, vlaggen en geluid. Op het veld, ver weg, onderscheidde ik mijn idolen: Kees Kist, Johnny Rep en Arie Haan. Wat een ambiance! Ongekend. Overweldigend voor een jochie van 10 jaar. Dit moet Goethe bedoeld hebben met Eerst Napels zien dan sterven.

Enthousiast drukte ik op het knopje van de gastoeter die iemand mij, de Benjamin van de groep, had gegund. Het was alsof de Titanic een noodsignaal uitstootte! De man voor mij was duidelijk not amused. Ik heb het ding daarna niet meer durven gebruiken, zelfs niet bij de doelpunten.

In de pauze vergat ik mijn gêne dankzij een overheerlijk Italiaanse ijsje. Geconcentreerd likte ik aan de snel smeltende massa… links…rechts…totdat het bolletje loskwam, naar beneden tuimelde en op de zitplaats van dezelfde onderbuurman tot stilstand kwam. Oeps. Ik kromp in elkaar en dacht erover om me in de massa te verstoppen voordat hij weer zou gaan zitten. Gelukkig redde mijn vader de situatie tijdig.

Misschien had pa ook op het veld zijn diensten moeten aanbieden, want Oranje was kansloos tegen het Duitsland van Rummenige, Schuster en iemand met de onheilspellende bijnaam das Ungeheuer (Horst Hrubesch ). Dat we halverwege de tweede helft al met 3-0 achterstonden door een hattrick van Klaus Alofs was jammer maar snel vergeten. Erger was het verlies van mijn fonkelnieuwe oranje sjaal. Om het ding niet te hoeven kreuken had ik hem over mijn schouders gedrapeerd. In de meute moet het zijn afgegleden of gepikt. Het leed was ondragelijk, dus kocht mijn vader een nieuwe sjaal die met een ferme strik om mijn hals werd vastgesnoerd. Lange tijd heeft het ding op mijn kamer gehangen, waarbij de zwarte franjes aan het uiteinde door herhaalde ‘recht-knip-pogingen’ helaas verloren zijn gegaan. Zo niet de herinnering aan een fantastische voetbaldag. Die is altijd gebleven. Goethe had gelijk: ‘Een mens die Napels heeft gezien kan nooit meer treurig zijn´.